A.N. Godefroy was een niet onverdienstelijke negentiende-eeuwse Amsterdamse architect. Naast zijn architectenpraktijk was hij aandeelhouder van een suikerplantage in Suriname. Een andere Godefroy was betrokken bij het bloedig neerslaan van een slavenopstand in 1750.
In zijn bekende boek Wij slaven van Suriname, over de geschiedenis van Suriname, geeft Anton Kom een voorbeeld van het cynisme van het koloniale bestuur (p. 59):
Wanneer er echter voor Hollandse rechtvaardigheid een toppunt bestond, dan zouden wij die willen toekennen aan de beslissing die inzake de eis van een zekere Godefroy werd genomen. Deze heer had de brutaliteit om bij de koloniale regering een eis tot schadevergoeding in te dienen voor achtentwintig door hemzelf geëxecuteerde slaven. De eis werd toegewezen, en hij ontving hiervoor de somma van zegge en schrijve vijfduizend zeshonderd gulden!
Dat “een zekere Godefroy” trok mijn bijzondere aandacht. Ik wist al dat de Amsterdamse architect met die achternaam mede-eigenaar was van een plantage in Suriname. Zou dit dezelfde Godefroy zijn?
De architect was een zoon van Jean Jacques Godefroy (Amsterdam 1768 – 1859), een handelaar in producten uit West-Indië. Jean Jacques importeerde vooral suiker, afkomstig van de vele plantages die er toen bestonden. Zoals bekend werd het meeste werk op die plantages verricht door uit Afrika ontvoerde mensen en hun nakomelingen die gedwongen werden tot slavenarbeid.
Toen Nederland in 1863 de slavernij afschafte werden de slaveneigenaars gecompenseerd voor hun verlies. Per slaaf werd ƒ 300 betaald. De voormalige slaven kregen zelf niets, ze moesten zelfs nog tien jaar verplicht doorwerken op dezelfde plantages.
Abraham Nicolaas Godefroy (1822 – 1899) werd geboren in Amsterdam, groeide er op en ging er naar school. Hij wilde al vroeg architect worden, en zo geschiede. Tot zijn bekendere solowerken horen de Nieuwe Waalse Kerk aan de Keizersgracht (1854-1856) en het Zeemanshuis aan het Kadijksplein (1857). In de jaren 1870 ontwierp hij samen met stadsbouwmeester Bastiaan de Greef diverse gebouwen voor het Binnengasthuis.
Godefroy was in 1863 voor 1/5 aandeel eigenaar van de plantage Ephrata. Daar werden op dat moment 101 mensen als slaaf gehouden, zo blijkt uit het compensatieregister. Godefroys broers Jan Jacob en Daniel Constantijn bezaten ook ieder 1/5 aandeel. Jan Jacob was net als zijn vader een handelaar in suiker. De andere eigenaren van de plantage waren leden van de familie Eijma. De gebroeders Godefroy en de Eijma’s woonden allemaal in Amsterdam; het beheer van de plantage hadden ze uitbesteed.

Ephrata lag langs de Cotticarivier, in het huidige district Commewijne. Ze was rond 1700 gesticht door Jacobus Lemmers, een Amsterdammer. Voluit heette de plantage Ephrata en Lemmerskamp. Een kleindochter, Constance Maria Lemmers, trouwde in 1763 met Pierre Godefroy – de grootvader van de architect. Zo kwam Ephrata in de familie Godefroy.
Terug naar De Kom. Hij vermeldt niet expliciet wat zijn bron is en hij noemt geen jaartal. Veel van de gegevens in zijn boek zijn echter afkomstig uit de Geschiedenis van Suriname van J. Wolbers uit 1861 (DBNL). Wolbers meldt inderdaad dat ene Godefroy in 1751 voor “acht en twintig geexecuteerde slaven eene som van ƒ5600.-” ontving. Hij kreeg dat geld als erfgenaam van Amand Thoma, de eigenaar van de plantage Bethlehem aan de Boven-Commewijnerivier. Verder meldt Wolbers niets over de executies. Uit een andere bron wordt duidelijk dat Thoma (of Thomas) in februari 1750 vermoord was door een van zijn slaven, een man genaamd Coridon. Thoma had de vrouw van Coridon zwanger gemaakt. De moord was het startsein voor een al langer voorbereide opstand. Coridon trok zich met medestanders terug in het oerwoud. Twee strafexpedities met burgers en militairen wisten ze te achterhalen. Daarbij werd al een tiental vluchtelingen gedood. Later, na een proces waarbij de verdachten gefolterd werden, werden nog eens 34 mensen terechtgesteld.
Een dochter van Thomas was getrouwd met Isaac Godefroy. Dat was de Godefroy die De Kom noemde. Isaac Godefroy (circa 1716 – 1779 [bron]) was lid van het Hof van Politie en Criminele Justitie, een voornaam bestuursorgaan in Paramaribo. Hij bezat ook zelf een plantage. Volgens enkele bronnen (1, 2) werd hij geboren in Berlijn. Hij was geen directe voorvader van de architect. Gouverneur Mauricius meldt in zijn journaal dat Godefroy hem ten tijde van de opstand een brief stuurde waarin hij vertelt dat de groep van Coridon een andere plantage had aangevallen. “Een tocht derwaarts gesonden, heeft se verjaagd, en eenige dood geschooten.”

Het is onduidelijk wie de opdracht gaf voor die ’tocht’. Wel blijkt dat Godefroy er niet aan heeft deelgenomen.
Dikland (2005) meldt op basis van literatuur dat de verhoren door het Hof van Justitie van de gevangen genomen ontsnapte slaven en de executies plaatsvonden op de plantage, in maart 1750. De hoofden van de gedoden werden op palen langs de rivier geplaatst, “ter exempel”. Bethlehem werd toen mede door Godefroy geleid. Hij werd later nog berispt omdat hij enkele teruggekeerde slaven eigenhandig had berecht en bestraft.
Heeft Isaac Godefroy alle 28 slaven waarvoor hij schadevergoeding eiste, zelf geëxecuteerd, zoals De Kom stelt? Gezien de straffen heeft hij ze niet persoonlijk gedood. Ze kregen geen eenvoudig pistoolschot, maar werden opgehangen, levend verbrand, geradbraakt of gevierendeeld. Wie die straffen uitvoerde, is mij niet bekend; waren dat militairen, medewerkers van het koloniale bestuur of van de plantage? Als mede-eigenaar van de plantage waar het allemaal gebeurde én als bestuurder was Godefroy op zijn minst medeverantwoordelijk voor de gruwelijke afloop van de opstand.
Coridon wist nog enkele maanden op vrije voeten te blijven maar werd uiteindelijk ook gevangen genomen. Hij werd op 15 juni 1750 gevierendeeld.
De plantage Ephrata werd kort na de afschaffing van de slavernij opgedoekt. Het terrein werd in 1863 aangekocht door het gouvernement. De gebroeders Godefroy zagen kennelijk geen brood meer in de plantage. Zij hadden de compensatie ontvangen.
Belangrijkste bronnen
- Anton de Kom: Wij slaven van Suriname. Contact, Amsterdam 1934 (29e druk februari 2025 i.s.m. de gemeente Amsterdam). Ook te lezen in de DBNL.
- Lijst vrijverklaarde slaven 1863, eigenaar A.N. Godefroy: Nationaal Archief.
- Philip Dikland: De plantage Ephrata aan de Cotticarivier. Paramaribo 2004. Op Google Docs.
- Philip Dikland: De koffieplantage Bethlehem aan de Commewijnerivier. Paramaribo 2005. Op Google Docs.
- Gouverneursjournaal juli 1748 – april 1751: Nationaal Archief. Index.