Het Fort bij Uitermeer is een verdedigingswerk dat in een aantal fasen tot stand is gekomen.
In de zeventiende eeuw lag hier een schutsluis waar in 1673 een fort met bastions omheen werd gebouwd. De sluis verbond de Vecht en de 's-Gravelandse Vaart. Langs de vaart liep een weg, een oostelijk 'acces' dat verdedigd moest kunnen worden. Bovendien was de sluis belangrijk voor de inundatie van de polders ten oosten van de Vecht. Het fort en de onder water te zetten polders maakten deel uit van de Hollandse Waterlinie.
In 1845 werd de ronde toren toegevoegd. Die was 'bomvrij', dat wil zeggen bestand tegen vijandelijk geschut. Door de komst van zwaarder geschut (onder meer brisantgranaten) raakte de toren al snel nutteloos; in 1876 werd het bakstenen gebouw gedeeltelijk afgebroken.
De sluis in het fort werd in 1878 afgebroken nadat er ten noordoosten van het fort een nieuwe was gebouwd. Uit die tijd dateert ook de draaibrug ten noorden van het fort.
Aan het fort werd in 1885 een aantal bomvrije gebouwen toegevoegd. Daarvan resteert alleen nog een kanonremise. Vanuit het fort moest toen ook de in 1876 aangelegde spoorlijn Amsterdam-Hilversum verdedigd worden. Het was inmiddels onderdeel geworden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Later, in de jaren 1930, werd ook de nieuwe provinciale weg Weesp-Hilversum vanuit het fort verdedigd.
In de jaren 1930 verrees rond het fort een groot aantal bunkers: vooral groepsnesten, -schuilplaatsen en kazematten. Dat was een soort risicospreiding: het was voor een vijand moeilijker om al die losse objecten uit te schakelen dan om één fort te bombarderen.
Na WO II werd de ronde toren opgeblazen, waardoor er enkel een ruïne van resteert. Ook kwam er aan de oostzijde een ingang; voorheen was dat juist de te verdedigen zijde.
Fort bij Uitermeer. Uitermeer (Weesp) 1