Weesp was in 1850 een kleine stad met zo'n 2500 inwoners. Het was vanouds een handelsstad en een vestingstad.
De stad lag strategisch op de plek waar het Smal Weesp via een sluis met de Vecht was verbonden. Het Smal Weesp was een onderdeel van de Keulse Vaart, de verbinding over water tussen Amsterdam en Utrecht. Rond de sluis ontstond al vroeg handel en nijverheid. Er waren diverse bierbrouwerijen en later, in de achttiende eeuw, bloeide de jenever- en brandewijnindustrie.
Weesp was ook een vestingstad, vanaf de zeventiende eeuw als onderdeel van de Hollandse Waterlinie. De bastions aan de zuid- en oostkant van de stad dateren uit die tijd.
Een belangrijk moment in de geschiedenis van Weesp was de komst van cacaofabriek Van Houten in 1850. Die vestigde zich aan de Oudegracht, op de plek waar nu de Van Houtenkerk staat. Het bedrijf breidde geleidelijk uit door andere panden in de stad over te nemen. Rond 1890 bouwde Van Houten ten westen van de stad een groot industriecomplex. Het bedrijf was jarenlang veruit de grootste werkgever in de stad. In 1928 werd het eeuwfeest van Van Houten groots gevierd.
Stadsuitbreiding buiten de vestingwallen was tot na de Tweede Wereldoorlog moeilijk vanwege de Kringenwet, die bepaalde dat bebouwing binnen het schootsveld van de vesting afbreekbaar moest zijn. Zodoende kon vooral aan de zuid- en oostkant alleen met hout worden gebouwd, zoals aan de Utrechtseweg en het Molenpad.
Er verrezen wel enkele nieuwe woonbuurten binnen de oude vestingwallen, op terreinen die tot dan toe in gebruik waren bij hoveniers. Zo ontstonden in het westen onder meer de Wilhelminastraat (1895) en het 'Rode Dorp': Talmastraat en omgeving (1921). De Roskamstraat (rond 1870) kwam weliswaar niet binnen de singels te liggen maar wel buiten een schootsveld. Aan de noordkant van de stad kwamen ook huizen op voormalige tuinen. In die buurt zijn in de jaren 1970 en 1980 veel huizen afgebroken en vervangen door nieuwbouw; rijtjes aan onder meer de Achterherengracht (1905), Julianastraat (1902) en Torenstraat (1904) zijn behouden.
De drie belangrijkste infrastructurele vernieuwingen in 1850-1940 waren een spoorweg, een waterweg en een autoweg. In 1874 werd de spoorlijn Amsterdam-Hilversum geopend, met een halte in Weesp. De lijn maakte Weesp in principe aantrekkelijk voor forensen, maar woningbouw daarvoor bleef uit. Wel werden toen de 'Amsterdamse Huizen' gebouwd. De waterweg was het Merwedekanaal (gereed 1892), dat de oude route door Weesp verving. De autoweg tot slot was de Gooilandseweg, die in de jaren 1930 ervoor zorgde dat verkeer over land tussen Amsterdam en het Gooi niet meer dwars door de stad moest.
Na WO II werd de status van vestingstad opgeheven. Toen kon een zuidelijke uitbreiding gerealiseerd worden: plan Zuid 1 (1950-1952). Midden jaren 1950 volgde in de buurt van het station de Schildersbuurt (portiekflats en eengezinswoningen), en rond 1960 de Dichtersbuurt (portiekflats). In de jaren 1960 kwamen in het noordwesten de wijk Hogewey en het industriegebied Noord. Ten zuiden van de Gooilandseweg kwam in de jaren 1980 de 'bloemkoolwijk' Aetsveld.
Het historische centrum is sinds 1982 een rijksbeschermd stadsgezicht. Daar was in 1961 de Achtergracht gedempt.
Als gemeente was Weesp lang niet veel groter dan de stad binnen de vestingwallen. Dat veranderde in 1966 toen de omringende gemeente Weesperkarspel werd opgeheven en een groot deel van het grondgebied naar Weesp ging.
In maart 2022 is Weesp opgegaan in de gemeente Amsterdam.