Eind negentiende eeuw kreeg de uit Engeland afkomstige coöperatiegedachte voet aan de grond in Nederland, en ook in Amsterdam. Door samenwerking zijn schaalvoordelen te behalen, was het uitgangspunt. Melkveehouders verenigden zich in zuivelcoöperaties om gezamenlijk de melk te verwerken en te verkopen. Arbeiders richtten woningcoöperaties op om gezamenlijk betaalbare woningen te bouwen. En consumenten richtten inkoopcoöperaties op om gezamenlijk levensmiddelen in te kopen en die in coöperatiewinkels te verkopen.
Een van de eerste winkelcoöperaties was Eigen Hulp, opgericht in 1878 in Den Haag. De coöperatie richtte zich vooral op niet-arbeiders. In 1900 werd in Amsterdam De Dageraad opgericht. Het was een coöperatie met een eigen bakkerij, melkfabriek, kruidenierswareninkoop en winkels, waar de leden tegen gunstige prijzen boodschappen moesten kunnen doen.
De Dageraad kwam voort uit de arbeidersbeweging. Uit de coöperatie kwam later de gelijknamige woningbouwvereniging voort.
In diverse woningbouwcomplexen van socialistische coöperaties en van de gemeentelijke woningdienst werd plek gemaakt voor coöperatiewinkels.
Al voor de Tweede Wereldoorlog kregen vooral de kruidenierscoöperaties flinke concurrentie van winkelketens die op een grotere schaal konden opereren. Sommige coöperaties werden opgeheven, andere vormden zich om tot commercieel bedrijf.