Ter hoogte van het huidige nummer 388 lieten de gebroeders Ricardo in 1879 een diamantslijperij bouwen. Het gebouw verrees vrijwel gelijktijdig met de eerste woonhuizen in de straat. Architect I. Gosschalk leverde het ontwerp voor het pand, dat 14 meter breed werd maar waarvan de verdiepingen slechts 6 meter diep waren. Op de begane grond stond de stoommachine waarmee de slijpmolens op de drie verdiepingen werden aangedreven. Het trappenhuis bevond zich in een uitbouw aan de achterkant. Opmerkelijk is dat de verdiepingen aan de achterkant, dus op het zuidoosten, geen ramen kregen.
Al in 1880 werd de fabriek aan de linkerzijde uitgebreid. In 1898 werd naar een ontwerp van architect-werktuigkundige J.W. Meijer de kapverdieping verbouwd tot volwaardige werkruimte met plek voor 31 molens. Veel van de molens werden verhuurd.
Daniƫl Israƫl Ricardo jr. (Amsterdam 1840 - 1895) was een koopman in leer, zijn broer Raphaƫl Israƫl Ricardo (Amsterdam 1846 - Delft 1916) handelde in diamanten. In 1875 sloegen ze de handen ineen en begonnen ze de vennootschap Gebroeders Ricardo. Ze hielden kantoor op OZ Achterburgwal 118. De handel in leer werd in 1876 afgestoten. De vennootschap werd in 1890 ontbonden. Daniƫl ging aanvankelijk zelfstandig verder maar ging in 1892 een nieuwe vennootschap aan, ditmaal met David Joseph Smit. Na Daniƫls overlijden in 1895 zette zijn weduwe Rozientje Marcus (Oudshoorn 1841 - ??) het bedrijf voort. Zij gaf de opdracht voor de verbouwing van de zolderverdieping.
In 1917 werd de slijperij gesloten. Het pand werd geschikt gemaakt voor werkplaatsen van kleine bedrijven. Ook kwam er een conciƫrgewoning: in een zaal op de derde verdieping werden houten wanden geplaatst - zonder bouwvergunning. In 1927 werd die onvergunde woning op last van de gemeente ontruimd, ondanks een schriftelijke smeekbede van conciƫrge Johannes Dekker om er met zijn gezin te mogen blijven wonen.
Het gebouw in de loop van de tijd werd gebruikt door een waaier aan bedrijven: meubelmakers, mantel- en bontateliers, een pantoffelfabriek, tricotagefabriek Merinos, schoenenfabriek Van Doorn, een handel in kolen en olie. Vanaf begin jaren 1970 was ook het Nederlandse Leger des Heils in het pand gevestigd. Dat was niet de bekende organisatie van William Booth maar een afsplitsing uit 1921 die zich verzette tegen de in haar ogen te strakke leiding uit Londen. De organisatie hield hier allerlei bijeenkomsten.
De gemeente kocht het pand in 1972. In 1979 werd bouwvalligheid geconstateerd en werd het pand genomineerd voor sloop, samen met alle andere panden tot aan de Pontanusstraat. De gebruikers vertrokken. De fabriek werd eind 1981 gekraakt. Behalve als woonruimte werd het pand als theater gebruikt - de voorloper van het Muiderpoorttheater in de Tweede Van Swindenstraat. Eind 1983 werd de oude fabriek gesloopt om plaats te maken voor sociale woningbouw. Architect daarvan was Hans Borkent.
Commelinstraat 96
Er zijn 7 afbeeldingen in de beeldbank van het Stadsarchief die gerelateerd zijn aan dit adres.