Twee twee-onder-een-kaphuizen in Floradorp. In de jaren 1990 zijn de bakstenen gevels voorzien van uitwendige isolatie.
De eerste bewoners kwamen allen in 1929.
Eerste bewoners van nummer 20 waren Johannes Johansson (Amsterdam 1900 - 1962), zijn vrouw Geertruida Wilhelmina Wanders (Amsterdam 1902 - 1980) en hun kinderen. Ze woonden eerder enkele jaren in de Jonkerstraat. Wellicht moesten ze verhuizen vanwege de sanering van die buurt. Johansson was aanvankelijk machinebankwerker. In de jaren 1930 had hij een marktvergunning waarmee hij in Noord op straat mocht venten. Hij verkocht ijs, snoep, pinda's, en frisdrank. Hij woonde hier tot zijn dood; de weduwe verhuisde in 1973 naar Hortensiastraat 18.
Naast hen kwam het tienkoppige gezin te wonen van Abraham Oijevaar (Velsen 1886 - Amsterdam 1962) en Wilhelmina Johanna Catharina Vernes (Amsterdam 1886 - 1966). Oijevaar was werkman bij de Gemeente Waterleidingen. Het gezin vertrok in 1935 naar de Elandsgracht. Het woonde eerder vier jaar in het nooddorp Erica. Dat was in 1917 grotendeels in hout gebouwd in de strijd tegen de woningnood. Het stond bij de Grasweg, waar nu de nieuwbouwwijk Overhoeks staat. In 1929 werd het afgebroken.
In nummer 24 kwamen Johannes Hendricus Sproet (Amsterdam 1889 - 1961), zijn vrouw Geertje Boendermaker (Amsterdam 1891 - 1968) en hun twee kinderen. Sproet werkte bij de gemeentetram als lijnwerker. Ze woonden eerder 2-hoog voor aan de Lindengracht. Beiden woonden hier tot hun dood.
Nummer 26 werd betrokken door het zevenkoppige gezin van Meijer Hamel (Amsterdam 1873 - 1941) en zijn vrouw Roosje Roe (Amsterdam 1872 - Sobibor 1943). Hamel ventte met roomijs. Het gezin kwam net als dat van Johansson uit een te saneren deel van de Nieuwmarktbuurt, in dit geval de Ridderstraat. Het vertrok in 1932 naar de Valkenburgerstraat.
Pinksterbloemstraat 20-26