28 december 1842 - 2 december 1914
Petrus Franciscus (Piet) Laarman werd in Amsterdam geboren als zoon van een boekhandelaar. Hij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Of hij bij een architect in de leer is geweest, is ons niet bekend, laat staan bij wie.
In de jaren 1870 was hij bestuurslid van de Amsterdamse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst.
Laarmans eerste uitgevoerde opdracht, voor zover bekend, was een nieuwe voorgevel van sociëteit "De Vereeniging" in de Warmoesstraat, in 1866. Voor de Wereldtentoonstelling in Wenen (1873) ontwierp hij een twaalf meter hoge piramide, een soort reclamezuil voor jeneverfabrikant Wijnand Fockink. In 1878 volgde voor de Wereldtentoonstelling in Parijs een zestien meter hoge zuil belegd met 3200 jeneverkruiken. Enkele jaren later zou Laarman een nieuw magazijn ontwerpen voor Fockink.
In Amsterdam en ook in Bussum en Wijk aan Zee ontwierp Laarman diverse villa's. Zijn bekendste maar tegelijk ook meest mysterieuze werk is wellicht villa Betty (1877) aan de Overtoom, die vanaf de weg niet te zien is. Een andere bekende villa is die aan de Weteringschans (1880), tegenover het Rijksmuseum.
Laarman was ook huisarchitect van het destijds bekende Café Suisse in de Kalverstraat, waarvoor hij diverse verbouwingen uitvoerde. Hij werkte ook voor enkele katholieke instellingen: de RK Ziekenverpleging, het Bernardusgesticht en Sint-Jacob.
In de jaren 1890 stopte Laarman met werken. Hij maakte enkele verre reizen en vestigde zich met zijn vrouw in Velp, waar hij in 1914 overleed.
In 1898 had hij nog wel in diverse media zijn mening geuit over het nieuwe beursgebouw op het Damrak, van Berlage. Hij vond het maar een lelijke steenklomp, armoedig van vorm en afmeting. Ook zei hij dat het gebouw, dat toen nog gebouwd moest worden, te lijden zou krijgen van scheuren. In 1906 kwam die voorspelling uit.