4 oktober 1886 - 5 december 1932
Jan G. Boterenbrood werd geboren in de gemeente Nieuwer-Amstel. Na een opleiding bouwkunde aan de ambachtsschool werkte hij als bouwkundig tekenaar op de bureaus van Baanders en Ed. Cuypers; bij de laatste leerde hij De Klerk en Van der Mey kennen.
Rond 1918 begon hij voor zichzelf. In 1919 maakte hij een studiereis door Zweden om verslag uit te kunnen brengen aan de regering over de Zweedse volkshuisvesting. Eerder had hij een reis gemaakt naar Denemarken.
Het meeste werk van Boterenbrood dateert uit de jaren 1920. Het is meestal ontworpen in de stijl van de Amsterdamse School. Boterenbrood wordt gezien als een vertegenwoordiger van de tweede fase van die school: beduidend minder expressief dan het eerdere werk van onder meer De Klerk en Van der Mey. Rationalisme en modernisme hebben hem nooit getrokken: daarin ontbrak volgens hem de bezieling die een stenen stad nodig heeft om leefbaar te zijn.
Hij ontwierp vooral woonhuizen maar is het bekendst vanwege Huize Lydia in Zuid en het theater Desmet in de Plantage (beide gereed in 1927).
Vermoedelijk heeft hij les gegeven aan het Voorbereidend en Hooger Bouwkunst Onderricht, de voorloper van de Academie van Bouwkunst. Hij was ook enige tijd lid van de Amsterdamse Schoonheidscommissie en publiceerde geregeld in vakbladen.
Boterenbrood overleed vrij jong, op 46-jarige leeftijd.