19 augustus 1878 - 6 juni 1949
Johan Melchior van der Mey (ook wel geschreven als Van der Meij) werd geboren in Delfshaven. Hij doorliep in Amsterdam de driejarige HBS en studeerde daarna aan de kunstnijverheidsschool.
In 1897 kreeg hij een baan op het bureau van Ed. Cuypers, waar hij onder anderen Michel de Klerk en Piet Kramer leerde kennen. Van der Mey won in 1906 de Prix de Rome, hetgeen hem in staat stelde enkele studiereizen naar het buitenland te maken. In 1908 won hij de door de gemeente uitgeschreven prijsvraag naar een nieuw ontwerp voor de Dam.
De gemeente benoemde Van der Mey in 1911 tot esthetisch adviseur van Publieke Werken. In die hoedanigheid was hij betrokken bij bouwwerken als gebouwen van de Hortus Botanicus (1912), de kinderkliniek met administratiegebouw van het Binnengasthuis (1913), en de brug over de Waalseilandsgracht (1914). Na 1915 deed hij weinig meer voor PW, en in 1919 kwam een einde aan het dienstverband.
In 1912 had Van der Mey zelfstandig van een zestal rederijen de opdracht gekregen om een nieuw Scheepvaarthuis te ontwerpen. Het wordt gezien als zijn belangrijkste werk, en als het eerste hoogtepunt van de Amsterdamse School. Van der Mey kreeg hulp van Kramer en De Klerk.
Later zou hij niet meer zulke hoogten bereiken als met het Scheepvaarthuis. In de jaren 1920 kreeg hij een baan bij het productieve bureau van Gulden en Geldmaker. Hier tekende hij onder meer het stedenbouwkundig plan en de gevelwanden van het Hoofddorpplein.
Vanaf 1916 runde hij een eigen woningbouwmaatschappij, De Lairesse. Van der Mey had echter geen talent voor zaken; in 1937 ging hij failliet. Zijn laatste jaren bracht hij berooid door.