Tussen de twee wereldoorlogen ontstond een stijl die elementen overnam van het kubisme, het modernisme én het expressionisme. Kenmerkend zijn de geometrische vormen, veelal symmetrisch, en het gebruik van destijds moderne materialen als aluminium, bakeliet, chroom en roestvrij staal.
Sommigen zien de Amsterdamse School, met zijn rechte lijnen en cilindrische elementen, als de Nederlandse variant van de art deco. De stijl is ook nauw verwant aan de Nieuwe zakelijkheid, met haar afkeer van decoratie.
Art deco leende zich goed voor grote, gesloten gevels zoals bij bioscopen, bijvoorbeeld Rialto, het Ceintuurtheater en ook City.