In de art nouveau en de Amsterdamse School was vorm belangrijker dan functie. Als reactie op die expressionistische stromingen ontstond na de Eerste Wereldoorlog het Nieuwe Bouwen, ook wel de Nieuwe Zakelijkheid genoemd, of modernisme.
De nieuw-zakelijken vonden het onnodig om de constructie te verbergen achter een bakstenen wand als die wand geen dragende functie heeft. Laat de constructie zien; vorm volgt functie.
Kenmerkend zijn zodoende vooral zichtbare betonskeletten, grote ramen met stalen kozijnen, en een totaal gebrek aan ornamenten.
De nieuwe zakelijkheid was een internationale beweging, ontsproten uit het Duitse Bauhaus. In Nederland bouwden de modernen verder op de ideeën van De Stijl, een groep rond o.a. Gerrit Rietveld. Kenmerkend voor De Stijl zijn witte vlakken met gele, rode en blauwe accenten die de constructie benadrukken.
Na de Tweede Wereldoorlog was het nieuwe bouwen beeldbepalend in de wederopbouwwijken, die veelal werden opgezet volgens de modernistische principes van functiescheiding en licht, lucht en ruimte. Rond 1960 was de stroming uitgestorven.
Tot de moderne beweging behoorden onder meer J.J.P. Oud, Jan Duiker en Ben Merkelbach. Van de hand van Duiker zijn een Openluchtschool (1930) en een Cineac (1934). Merkelbach was betrokken bij de wijk Landlust in Bos en Lommer, een vroeg voorbeeld van strokenbouw (1933-1936).