Verzekeringsmaatschappijen vormden naast banken en de effectenhandel de derde pijler onder het financiële centrum dat Amsterdam was. Maar in tegenstelling tot de andere twee sectoren was Amsterdam niet de enige stad van belang: ook Rotterdam en Den Haag telden rond 1900 veel verzekeringsmaatschappijen.
Amsterdam had er in 1900 55. Hier waren vooral veel levensverzekeraars actief, met name vanaf 1880. Wellicht wilden toen steeds meer mensen hun toegenomen welvaart zekerstellen met een lijfrente of levensverzekering.
Verzekeraars waren ook actief in het vastgoed. Vooral kantoor- en winkelpanden op toplocaties werden als een goede belegging gezien. Diverse winkelpanden aan het Damrak en in de Leidsestraat zijn door verzekeringsmaatschappijen gebouwd.
In de 20e eeuw kwamen er naast de particuliere verzekeraars ook volksverzekeringen, zoals de Ongevallenverzekering van 1901. Daartoe werd de Rijksverzekeringsbank opgericht, met hoofdkantoor in Amsterdam (vanaf 1939 op de Apollolaan).
Ouder dan die volksverzekeringen waren de ziekenfondsen. Zo was er bijvoorbeeld het Algemeen Ziekenfonds Amsterdam (1846) en de 'Ziekenzorg' van de Handwerkers Vriendenkring.