Het voormalige Houtveem, een ruim twintig meter hoge loods van 100 bij 150 meter, gebouwd voor de overslag van tropisch hout, zowel gezaagd als complete stammen. Zeeschepen konden aan de voorkant aanleggen en hun lading lossen. Daartoe was een 285 meter lange kade gemaakt. Aan de achterkant was het Houtveemkanaal gegraven, bedoeld voor binnenvaartschepen en kustvaarders. De loods was aan voor- en achterkant aangesloten op de spoorlijn Amsterdam-Zaandam. Bij de oplevering in 1950 werd het houtveem, in elk geval in Nederland, beschouwd als het modernste ter wereld.
Nadat de Duitsers in september 1944 de kades en installaties van de Coenhaven hadden opgeblazen, begon Publieke Werken kort na de oorlog met het herstel. Tegelijk werd besloten de Mercuriushaven opnieuw in te richten en daar deze loods te bouwen. Het plan paste in het rijtje projecten die door de rijksoverheid gestimuleerd werden om de naoorlogse economie op gang te helpen, zoals de uitbreiding van Schiphol en de verbreding van het Amsterdam-Rijnkanaal. Initiatiefnemers van het veem waren de eigenaren van Maatschappij de Fijnhouthandel (later kortweg Fijnhout geheten): Frederik Poulie (Wierden 1881 - Amsterdam 1959) en diens zoon Bernard (Amsterdam 1918 - Hilversum 2002).
Het veem was een nieuwe stap in de ontwikkeling van de eeuwenoude Amsterdamse houthandel. Die gebruikte traditioneel het water van enkele grachten als opslagplek, totdat in 1876 de Oude Houthaven in gebruik werd genomen. Enkele jaren later volgden de Nieuwe Houthaven en de Minervahaven, en in 1931 de Vlothaven.
De gemeentelijke dienst Publieke Werken ontwierp het plan voor het veem en bestelde de stalen onderdelen bij Werkspoor Amsterdam. De aanleg van het complex begon in 1948 met het maken van kades en het leggen van funderingen. De bovenbouw van de loods werd ter plekke gemonteerd.
Oorspronkelijk waren de voor- en achterkant geheel open. De zijmuren werden dichtgemetseld. De loods werd noordwest-zuidoost georiƫnteerd; gezien de overheersende windrichting zou dat het inregenen zoveel mogelijk moeten beperken. In het dak kwamen twee lichtkappen. Via uitstekende kraanbanen konden de ladingen de loods in en uit worden vervoerd. Op de kade aan de kant van de Mercuriushaven kwamen vier kranen voor het lossen van de zeeschepen. Die kranen konden de lading ook wegen.
Bij ingang van het terrein kwam een portiersloge met transformatorhuisje. Tussen dat gebouw en de grote loods stond een aparte lage loods voor de opslag van triplex, 20 x 90 meter groot, met op de kop ervan een kantoorgebouw (huisnummer 9). De noordoostelijke helft van de triplexloods werd in 1968 afgebroken, de andere helft rond 1980. Tegenwoordig staat daar een loods waar cacao wordt opgeslagen.
Het Houtveem werd op 6 juli 1950 feestelijk geopend door koningin Juliana. Die dag werd ook de herstelde en vergrote Coenhaven officieel geopend. Voor de exploitatie werd een NV Houtveem opgericht (formeel pas in 1952), die de inrichting huurde van de gemeente. Aandeelhouders ervan waren houthandelaren (waaronder de Fijnhouthandel), stuwadoors en rederijen.
De hal was niet alleen een opslagloods maar diende ook als veem. Dat wil zeggen dat het hout er gewogen en gemeten werd en dat het juridisch gezien in bewaring werd genomen. Het veem verstrekte daartoe zogenaamde celen, of cedulen: verhandelbare bewijzen van afgifte. Houthandelaren konden die verkopen, en de koper kon het hout dan op vertoon van het ceel afhalen bij het veem. Het veem fungeerde daarnaast als entrepot, wat inhield dat er pas invoerrechten betaald moesten worden indien het hout daadwerkelijk door een afnemer in Nederland werd gekocht. Als het 'in transito' was naar een ander land was dat niet nodig. De inkomsten van het veem bestonden uit de vergoedingen voor het lossen en uit betalingen voor het bewaren.
Het eerste schip was al in juni 1950 aangekomen: ss Linge van rederij Vinke, met een lading boomstammen uit Gabon. In 1950 werden door het veem ladingen gelost van 19 schepen. Dat aantal nam toe tot 66 in 1951, 85 in 1952 en 120 in 1953. In 1969 waren het er circa 110; van tussenliggende jaren zijn ons geen cijfers bekend.
Het hout kwam vooral uit gebieden langs de westkust van Afrika en uit Zuid-Amerika, uit landen die destijds veelal nog onder koloniaal bewind stonden.
Bij het complex hoorde ook een verhard terrein naast de loods waar hout onoverdekt kon worden opgeslagen.
Het noordoostelijke deel van de pier waarop het veem stond werd in de jaren 1960 en 1970 gebruikt door autotransportbedrijf Broekman Motorships voor het parkeren van auto's. De leiding van het Houtveem beklaagde zich in 1970 over rangerende autotreinen die het werk van het veem belemmerden.
Rond 1980 werd de exploitatie (vermoedelijk) overgenomen door VCK, het Verenigde Cargadoorskantoor. Wellicht werden rond die tijd de voor- en achterkanten dichtgemaakt. VCK stootte het Houtveem al snel af, volgens krantenberichten.
Nadien kende de loods verschillende gebruikers.
Na 1970 werden de activiteiten in de omgeving diverser, minder eenzijdig gericht op de houthandel. Er kwamen allerlei andere bedrijven. Het grootste deel van het Houtveemkanaal werd in 2005 gedempt.
Anno 2025 draagt de grote loods de naam "Loods Amsterdam" en worden er houten pallets in opgeslagen.
Het gemeentebestuur wees de loods in juli 2025 aan tot gemeentelijk monument.
Houtveem. Nieuwe Hemweg 10
Er zijn 18 afbeeldingen in de beeldbank van het Stadsarchief die gerelateerd zijn aan dit adres.