• 1850-1940
  • Wederopbouw
  • Na '65
  • Complexen
  • Personen & organisaties
  • Thema's
  • Bouwstijlen
  • Zoeken
  • - - - - - - -
  • Monumenten
  • - - - - - - -
  • Quizzen
  • - - - - - - -
  • Over, bronnen, copyright etc.
  • Doneren
  • Privacyverklaring
  • start
  • Amsterdam op de kaart

    Kaartlagen

    Basis

    Historische kaarten

    Kaarten

    Uitbreidingplannen

    Afbeelding uit: januari 2014. Symboliek op de kazerne aan de De Ruijterkade. Van salamanders werd ooit gedacht dat ze onkwetsbaar waren door vuur omdat ze er zelf uit geboren waren.
    Afbeelding uit: 1875. Afbeelding van een brandschel, met uitleg over de werking. De melder moest eerst ergens de sleutel van het kastje halen, dan aan het koord trekken, en wachten op een ontvangstbevestiging. (In Eigen Haard jrg. 1 nr 2, 1875)
    Afbeelding uit: november 2016. Straatbrandmelder, in 1927 ontworpen door P.L. Marnette. Ze stonden lange tijd verspreid door de stad. Deze staat nu bij de kazerne in de Dapperstraat.
    Afbeelding uit: 1875. De drijvende stoombrandspuit Jan van der Heijde. Houtgravure naar een foto van D. Niekerk.
    Afbeelding uit: 1875. Een wagen voor het vervoer van manschappen en gereedschap. Houtgravure gemaakt door R. Brend'amour naar een foto van D. Niekerk; gepubliceerd in Eigen Haard jrg. 1 nr 3, 1875.
    Afbeelding uit: 1892. Brandweerpost Van Baerlestraat. De brandwachten staan op de stoomspuit Triton.
    Afbeelding uit: circa 1910. Ladderwagen op de binnenplaats van de kazerne Nieuwe Achtergracht.
Bron afbeelding: SAA, bestand 010150000038.
    Afbeelding uit: maart 1910. Electrische auto met daarop een stoomspuit.
Bron afbeelding: SAA, bestand 010194001908.

    Brandweer

    Amsterdam kreeg in 1874 als eerste gemeente in Nederland een beroepsbrandweer. Eerder werd het brandwezen bemand door dienstplichtigen (1831-1863) en vrijwilligers. Er was al jaren veel kritiek op de kwaliteit van de brandweer, maar het gemeentebestuur vond een beroepsbrandweer te duur. Klungelig optreden van de vrijwilligers bij een grote brand in 1870 op de hoek Utrechtsestraat/Botermarkt (Rembrandtplein) dwong het stadsbestuur alsnog de brandweer te professionaliseren.

    Voor de opzet van de organisatie werd gekeken naar andere grote Europese steden. Gekozen werd voor het goed bekend staande Berlijnse model. Er waren aanvankelijk twee hoofdwachten (Prinsengracht en Weesperplein/Valckenierstraat), vier hulpwachten en drie observatieposten. Het verschil daartussen zat 'm in het materieel en het aantal brandwachten. De posten en de hulpwachten werden bemand vanuit de grote hoofdwachten, waar de manschappen sliepen. Het blusmaterieel bestond uit twee stoomspuiten en negen handspuiten. De stoomspuiten en twee van de handspuiten werden door paarden getrokken. In het stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal was een Centrale Seinzaal. De brandweer had een eigen telegraafnet, waarop ook ruim honderd brandschellen waren aangesloten waarmee het publiek de brandweer kon alarmeren.

    Gaandeweg werd het aantal kazernes uitgebreid en het materiaal gemoderniseerd. Aan de De Ruijterkade kwam een derde hoofdwacht. Er kwamen overal in de stad brandkranen, er kwam een drijvende stoomspuit (de Jan van der Heijde), en de brandweer kreeg al in 1881 telefoon. Na 1900 vervingen elektrische auto's de paarden, en in 1921 werden de autospuiten geĆÆntroduceerd: brandweerauto's met een verbrandingsmotor.

    In 1909 was de seinzaal verhuisd naar de nieuwe kazerne aan de Nieuwe Achtergracht.

    De brandweergebouwen werden allemaal ontworpen door de dienst Publieke Werken en kenmerkten zich door robuuste vormen, vaak met kantelen op de dakranden.

    Alle thema's

    Bronnen & links:
    Laatste wijziging:
    oktober 2025