In 1875 opende de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij (AOM) de eerste tramlijn van de stad. De rijtuigen werden door paarden getrokken. De tram reed van het Leidseplein naar de Plantage Kerklaan, via Weteringschans, Sarphatistraat, Weesperstraat en Nieuwe Kerkstraat.
Het bedrijf exploiteerde toen al drie jaar enkele lijnen met omnibussen: door paarden getrokken wagens, zonder rails. In andere steden had men echter al gemerkt dat rijtuigen op rails aanmerkelijk comfortabeler waren dan de omnibussen, vooral in straten met keien. Onder meer New York (1832), Den Haag (1864), Berlijn (1865) en Brussel (1867) gingen Amsterdam voor.
De AOM was in 1872 opgericht door een vijftal bewoners van de Plantage die een goede verbinding met de binnenstad wilden. Onder hen waren Artis-directeur G.F. Westerman en boekhandelaar Karel Schadd. De laatste werd de eerste directeur van de AOM.
Tegen het einde van de eeuw reed de AOM op vijftien lijnen. Vrijwel elke lijn had een eigen remise, veelal ontworpen door vader en/of zoon Salm en door A.L. van Gendt. De gemeente wilde meer lijnen in de nieuwe wijken, en zag liever snellere, elektrische trams rijden. De AOM kon niet aan die wensen voldoen, waarop de gemeente het bedrijf in 1900 overnam.
In zes jaar tijd waren alle lijnen geƫlektrificeerd. De kleine paardentramremises werden geleidelijk aan vervangen door enkele grote remises: hoofdremise Tollensstraat (1901), Havenstraat (1914) en Lekstraat (1927). Aanvankelijk was er ook een hoofdremise aan de Nieuwe Achtergracht, op het Roeterseiland; die werd in 1964 gesloopt om ruimte te maken voor nieuwe universiteitsgebouwen.
Tussen 1900 en 1930 nam de gezamenlijke lengte van de lijnen toe van 40 tot ruim 140 km. De Gemeentetram exploiteerde in 1930 ook 55 km buslijnen. In 1943 fuseerde het trambedrijf met de Gemeenteveren en ontstond het Gemeentevervoerbedrijf, het GVB.
In de negentiende eeuw werden ook enkele tramverbindingen aangelegd met de regio. Dat gebeurde niet door de AOM maar door andere ondernemingen. Vanaf 1881 reed van het station Weesperpoort een stoomtram via de Middenweg naar het Gooi. In 1882 kwam er een (korte) lijn van de Haarlemmerpoort naar het dorp Sloterdijk. Nog voor het Centraal Station gereed was, kwam daar in 1888 het startpunt voor de tram naar Waterland (zie bij Noord-Hollandsch Koffiehuis); passagiers werden per boot over het IJ gezet om daarna op de tram te stappen. De twee laatstgenoemde lijnen waren initiatieven van tramondernemer Theodor Sanders.
Vanaf 1904 reed er een elektrische tram van het Spui naar Haarlem en Zandvoort, de Blauwe Tram. Daarvan is op een brug over de Singelgracht nog een stukje spoorrails te zien.
Een vermoedelijk onvolledig overzicht:
In 1884 waren er ook nog stallen aan de Vondelkade (=begin Overtoom), Grote Houtstraat (=achter het Haarlemmerplein), Haarlemmer Houttuinen, en de Hoogte Kadijk.