Het leggen van de eerste steen is een ceremoniële handeling om het symbolische begin van de bouw van een pand te markeren. Slechts zelden gaat het om de daadwerkelijk eerste steen. Veelal zijn het stenen met een inscriptie die zichtbaar moet blijven als een herinnering aan de feestelijke gebeurtenis. De echte eerste steen ligt meestal uit het zicht onder de grond.
In de periode 1850-1940 werden de meeste eerste stenen gelegd door kinderen van de opdrachtgever. Zoon of dochter smeerde dan met een troffel wat specie op een muurtje, waar vervolgens de steen met inscriptie op werd geplaatst. In plaats van een volledige steen werd ook wel een plaquette gebruikt, die in een uitsparing werd ingemetseld. De inscriptie vermeldt doorgaans de datum en naam en leeftijd van de legger.
Vaak was ook de architect aanwezig bij de eerstesteenlegging. In het geval van belangrijke gebouwen werd ook een bestuurder opgetrommeld, liefst de burgemeester of anders een wethouder. Voor de eerste steen van een paviljoen van het Wilhelmina Gasthuis (1891) kwam de naamgeefster zelf over uit Den Haag.
Bij grotere gebouwen werd soms tegelijk met de eerste steen een capsule met een oorkonde ingemetseld. Op de oorkonde werden bijvoorbeeld de namen van de leden van de bouwcommissie vermeld.