Het stoomgemaal, dat in de negentiende eeuw zijn intrede deed in Nederland, bleek een uitstekende vervanger van de windmolens waarmee de polders eeuwenlang waren drooggehouden. Het werd ook ingezet voor het droogmalen van grote meren zoals het Haarlemmermeer. In de twintigste eeuw werden stoomgemalen vervangen door dieselgemalen en elektrische gemalen.
In de stad bleken gemalen vooral nodig voor gebieden die niet waren opgehoogd. Voordat in een nieuwe woonwijk huizen werden gebouwd, werd een flinke laag zand op het weiland uitgestort, zodat het verkeer niet in het zompige veen zou wegzakken. Dat gebeurde om financiële redenen niet bij parken. Diverse gemalen die nu nog in de stad te vinden zijn, zijn dan ook (voormalige) parkgemalen: voor Willemspark/Vondelpark, Sarphatipark en Flevopark.
Vanaf 1879 werd ook voor het doorspoelen van de grachten een gemaal ingezet, gemaal Zeeburg, dat aan het einde van de Zeeburgerdijk werd gebouwd. Tot die tijd werd vertrouwd op doorspoeling door de werking van eb en vloed in de Zuiderzee. De bouw van het gemaal had te maken met de aanleg van het Noordzeekanaal, dat overigens oorspronkelijk door Willem Froger bedacht was als hulpmiddel om de doorspoeling van de grachten te verbeteren.